Kleine herinnering dat deze hele reeks een poging is om elke dia van mijn presentatie ‘Liberalisme als Onderzoeksproject’ toe te lichten wat ik daar precies mee wou uitleggen. Na de vele uren werk om die presentatie in elkaar te steken, wou ik het denkwerk dat erachter zat niet laten wegkwijnen. Vandaar dat ik deze presentatie uitschrijf.
Omdat het al een tijdje geleden - een persoonlijk, niet politiek project - had even voorrang, vat ik hier even samen waar ik mee bezig ben. Ik ben al een tijdje bezig in deel 1 van mijn lezing over' ‘Liberalisme als Onderzoeksproject’. Deze lezing had 5 grote onderdelen.
1. Wat is politieke filosofie?
2. Ethische bouwstenen
3. Economische bouwstenen
4. Politieke bouwstenen
5. Juridische bouwstenen
Ik ben nu al een tijdje bezig in sectie 1, waarin ik op verschillende manieren diverse fundamentele politieke problemen uitleg, zoals de macro- en microeconomische uitdagingen van een functionerende samenleving, maar ook de drie samenlevingsuitdagingen van kennisprobleem, incentiveprobleem en machtsprobleem. Vandaag ga ik verder in het beschrijven van wat politieke filosofie is. Of, anders geformuleerd: wat probeert politieke filosofie te doen?
In deze dia haal ik de bekende definitie van Douglas C. North aan. Waarom is het zo belangrijk dat we ons focussen op instituties? Descriptief zijn instituties belangrijk omdat ze handelingspatronen genereren door de incentives die ze creëren. Incentives zijn manieren om mensen aan te moedigen bepaald gedrag wel/niet te doen. Als je gestraft wordt als je X doet, heb je een reden om X niet te doen. Als je beloond wordt om Y te doen, dan heb je een reden om Y te doen. Dit is, in essentie, wat instituties doen: ze creëren regels en verwachtingspatronen waar binnen mensen handelen. Wat deze regels zijn, daar is echter ruimte voor verschillen.
Een kort gedachte-experiment: een samenleving waar de meeste middelen gaan naar zij die het hardste kunnen lopen, in zo’n samenleving zullen veel meer mensen trainen in atletiek. In een samenleving waar de meeste middelen gaan, naar wie de politieke macht controleert, daar zullen meer mensen wedijveren voor politieke macht, etc.
Breed genomen in een marktsamenleving gaan de meeste middelen naar zij die de meeste waarde genereren voor anderen, want ze ‘krijgen’ maar middelen in ruil voor de goederen en diensten die ze aanbieden. Dat is - grosso modo - het idee van een marktsamenleving. In een liberale samenleving komt daar dan nog eens bij dat dit niet het enige principe is. Immers: iemand kan de zoon of dochter zijn van een rijke miljardair en louter en alleen daarom een groot vermogen krijgen als de ouder dood gaat. Dat is geen probleem: in de totaliteit van alle transacties is dit maar een peulenschil.
Onderaan de slide staat ‘predatory vs productive’ instituties. Elke politieke filosofie moet een idee hebben hoe de instituties die ze argumenteert zal zorgen voor production (ipv predation). Ik bedoel dit in de meest algemene zin: zelfs een degrowth anti-groei ecosocialist moet een idee hebben hoe de instituties die hij beargumenteert ervoor zal zorgen dat mensen (algemeen genomen) aangename, betekenisvolle levens kunnen/zullen hebben. In het geval van die laatste zal dat dan met de beperkinn komen van ‘de grenzen van de wereld’ oid. Alweer: ik wil het zo algemeen mogelijk formuleren, opdat het niet deze of gene idee van wat ‘productie' betekent, oplegt. Maar elke filosofie moet wel een idee hebben van hoe de instituties waarvoor het pleit zal zorgen voor de productie die dat men denkt wenselijk is voor een aangename wereld om in te vertoeven.
Dit staat tegenover ‘predatory’ instituties: instituties die productie (alweer: breed, ruim gedefinieerd) hinderen, voorkomen, beperken. Meestal omdat sommigen profiteren van de inspanningen van anderen. Noord-Korea is zo’n predatory staat: mensen profiteren niet in eerste instantie zelf van hun eigen inspanningen, er is geen vergoeding van arbeid volgens hun marginale bijdrage, maar slavernij en dwangarbeid. Dit is natuurlijk niet alleen onmenselijk, het is ook vanuit een welvaartsperspectief inefficiënt.
Algemeen genomen is een predatory institutie een institutie dat zelf geen welvaart genereert, maar door middel van dominantie en agressie middelen verkrijgt van anderen. In de terminologie van Mancur Olson is de moderne staat zo’n predatory institution, namelijk een ‘stationary bandit’. Mancur Olson beschrijft hoe rovende bandieten een incentive hebben om zoveel mogelijk middelen af te nemen van hun slachtoffers om dan door te reizen. Maar de ‘stationary bandit’, de bandiet die periodiek - bijvoorbeeld: maandelijks - middelen komt eisen wilt helemaal niet dat je volledig zonder middelen valt, omdat middelen genereren middelen vereist. De ‘stationary bandit’ zal dan - hij heeft daar de incentive toe - niet al jouw middelen nemen, maar slechts een aantal zodat hij op lange termijn veel meer van jou kan roven. Of men dit nu ‘bijdragen’ noemt van de mafia of ‘belastingen’ bij de overheid is daarbij minder relevant: het principe van betalingen is hetzelfde.
Dit was overigens zelfs zo in de slavernijplantages in Amerika. Daar waren er richtlijnen om de slaven ‘fair’ te behandelen en ‘voorspelbaar’ zodat ze op lange termijn productiever bleven. Plantages die hun slaven uitermate arbitrair en wreed behandelden konden minder welvaart roven van hun slaven en waren dan ook inefficiënter. Ook slavernijplantages werkten via het principe van ‘de stationary bandit’.
Algemeen is het punt: politieke filosofieën moeten uitleggen hoe hun instituties er (grosso modo) zullen uitzien, hoe ze incentives creëren om het goede te doen (en om het slechte niet te doen). Dat betekent niet dat ze een utopia moeten creëren, maar ze moeten uitleggen hoe de structuur van beloningen en bestraffingen zullen zorgen voor de uitkomsten die ze verwachten.
Dit is een belangrijk punt: een kritiek vanuit liberale hoek naar de meer socialistische tradities is dat ze in de propaganda misschien wel argumenteren voor economische gelijkheid, solidariteit, etc. maar dat wat ze concreet beargumenteren in de feite een systeem is van enorme politieke hierarchie en ongelijkheid, met enorm veel discretionaire politieke macht voor een bepaalde elite.